E v a n g e l
i e
Door
Duurt
Sikkens
Vele, vele mensen die
wat verder kijken dan hun huisje – boompje – buisje –bestaan, zij op spirituele
zoektocht tegenwoordig. Want tenslotte heeft een mens er behoefte aan zij geest
op iets te richten dat waarde heeft, dat zin heeft. In Genesis 6:3 staat
eigenlijk “de op mij gerichte adem”(Reisel) i.p.v. “Mijn Geest”. Van oorsprong
is de mens gericht op zijn ‘roots’, op de Schepper van de menselijke geest. Ook
de Prediker (3:11 in de Brouwervertaling) zegt dat God “de eeuwigheidsbehoefte
in het hart van de mens heeft gelegd”. Van nature huist dit verlangen in de
mens. Zelfs de Staten Vertaling zegt in een kantekening dat er in de mens ‘een
genegenheid tot onderzoeking naar hetgeen eeuwig is” zit. Dus de mens is van
origine (!) een zoeker naar eeuwig leven, met de nadruk op het tweede
woord.
Wanneer God Zijn zoon
eropuit stuurt met zijn evangelie, zegt deze dat ‘als iemand de wil van God doen
wil, hij zal weten of ik namens God spreek of uit mezelf” (Joh.7:17). Dat
‘weten’, daar gaat het om. Dat sluit aan bij het wezen van de Vader, bij Zijn
‘weten’. En dan ken je elkaar. Het gaat niet om een rationeel weten maar een
weten met het hart. Het is een diep geheim dat je deelt met de Levende en heeft
alles te maken met liefde, want wie niet wordt liefgehad, heeft geen leven.
Eigenlijk zoekt een mens naar een eeuwig-durende liefde. En God is Degene die
deze eerste liefde nooit heeft losgelaten, maar heeft deze steeds weer, via
allerlei mensen, doen ‘weten”, tot en met Zijn zoon in wie Zijn liefde volledig
gestalte had en heeft gekregen. En dat is het hart van het evangelie: het hart
van onze Vader.
God zocht een weg om
Zichzelf bekend te maken aan de mens, en deze weg was en is Jezus, de zoon van
Zijn liefde. En Petrus schrijft: “Wij zijn overgebracht in het koninkrijk van de
zoon van Zijn liefde”. En wanneer een zoekend mens op zoek is naar de waarheid,
naar de werkelijkheid, dan zal hij deze vinden, vroeg of laat. En dan blijkt dat
deze waarheid niet íets’is maar iemand, de mens Gods. Daarom zijn wij als mense
Gods ook geroepen om eerst bemind te worden, om ‘ja’te zeggen op het aanzoek van
de zoon, die immers altijd namens de Vader sprak. En daarom heeft Jezus de Naam,
het liefdevolle, barmhartige wezen van zijn Vader, bekend gemaakt aan degenen
die hem geloofden. En dat is nòg zo. Wij zijn toch ook in zijn Naam
ondergedompeld? En dan zijn wij in staat om lief te hebben met de liefde waarmee wij zelf worden
liefgehad, om de zoekende mensen, in de onoverzichtelijke wildernis van allerlei
dwaalsporen, een helder , licht pad te wijzen naar de Vader, om zó uit de
woestijn te komen. Jezus heeft deze ‘exodus’, deze uitweg, bewerkstelligd: een
blij(maken)de boodschap van een Vader die uitroept :”Mens ik heb je zo
lief!”.
Zó wordt zijn woord
óók vlees in ons, degenen in wie dit woord is ontkiemd en aan wie je kunt merken
dat ze geliefden zijn aan wie barmhartigheid is betoond. Ze worden net zo
barmhartig als hun Vader, in alle rust en bescheidenheid, onopvallend, omdat ze
een groot diep geheim met elkaar delen.
Dit evangelie, deze
bekendmaking van Gods liefde is zo echt, zo waar, zó mooi.
(uit Vox-Nieuws febr.
2007 )