kvo 51e jaargang nummer 9 september 1987 J.E.v.d.Brink
Als GOD naar ONS omziet
Bij een overzicht van de heilsgeschiedenis valt het op, dat er telkens 'tijden en gelegenheden' zijn, waarin God zijn genade op het hoogst wil openbaren. Er zijn seizoenen waarin Hij op bijzondere wijze omziet naar zijn volk. Dan breken er perioden van herstel en vernieuwing aan. In Lucas 19:44 merkt Jezus teleurgesteld op, dat Israël de heerlijke tijd niet had opgemerkt, toen God naar zijn volk omzag. Het had de tijd 'zijner bezoeking niet bekend' (St.vert.). Er zijn tijdvakken dat de Heer naar zijn volk omziet, of ook wel dagen in iemands leven, dat God de mens op bijzondere wijze benadert. Tijdens zulke 'gevoelige perioden' geldt het: 'Wie een oor heeft, die hore, wat de Geest zegt'. Zo'n bezoeking gaat steeds gepaard met afzondering van het volk van God van allen die geen vrucht voortbrengen. Voor zulken ligt de bijl aan de wortels van de boom: 'Iedere boom dan, die geen goede vrucht voortbrengt, wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen' (Matt.3:10,11). Door hen die Hem verwacht en verstaan hebben, wordt dan evenwel de hemelse Vader door gejuich, zegezang en aanbidding verhoogd.
Heilsperioden in het oude verbond
In Mozes bezat het volk Israël een profeet, die de stem van God hoorde. Hij kende 'de tijd en gelegenheid, waarover de Vader de beschikking aan Zich had gehouden' (Hand.1:7). God had de ellende van zijn volk gezien en het gejammer over hun drijvers gehoord. Na 430 jaar verlieten de Hebreeërs het diensthuis, omdat de Here omgezien had naar zijn volk. In de geestelijke wereld trof de bijl de wortels van de Egyptische boom, toen de staf van Aäron de staven der wijzen en tovenaars verslond. Farao en zijn volk werden slachtoffer van de machten der duisternis die zij hadden gediend en die zich nu tegen hen keerden. Israël zong evenwel aan de behouden oever van de Schelfzee het lied van Mozes: 'Wie is aan U gelijk onder de goden, Heer? Wie is aan U gelijk, heerlijk in heiligheid, machtig in daden, roemrijk in wond'ren? Wie is aan U gelijk?' Mirjam en alle vrouwen namen de tamboerijnen in de hand en zongen en dansten in reien (Ex.15:11,20).
Ongeveer 500 jaar later hoorde David ook de stem van God. Hij zou de aartsvijanden van Israël, de occulte Filistijnen, voor altijd verslaan. In de onzienlijke wereld hoorde de koning-profeet in de toppen der moerbeziebomen de schreden van God, die voor hem uittrok (2 Sam.5:24). God zag toen naar zijn volk om. Daarna werd de ark, beeld van de tegenwoordigheid des Heren, binnen de muren van Jeruzalem gebracht: 'Geheel Israël haalde de ark van het verbond des Heren op onder gejubel en hoorngeschal, terwijl David uit alle macht voor het aangezicht des Heren danste, in linnen lijfrok (2 Sam.6:15-23). De bijl trof echter Michal, de dochter van Saul, de eerste vrouw van David. Zij merkte de tijd van haar bezoeking niet op, maar vond de vreugdetocht van haar man bespottelijk en ongepast. Zij bleef kinderloos en niemand van het nageslacht van Saul zou deel krijgen aan 'de betrouwbare genadebewijzen van het huis Davids' (Jes.55:3).
Het grote omzien
Tijdens het leven van Jezus op aarde zuchtte het volk onder het harde juk van de wet, die de vele farao's der verdrukking hen oplegden. De dagen der bezoeking waren echter aangebroken. Zij die de verlossing voor Jeruzalem verwachtten, hoorden de stem van de Heilige Geest. Zacharias kwam in vervoering en jubelde: 'Lof zij de God van Israël'. Maria zong blijde: 'Mijn ziel maakt groot de Here'. Een grote hemelse legermacht 'loofde God, zeggende: Ere zij God in de hoge'. Herders keerden terug van de kribbe 'God lovende en prijzende om alles wat zij hadden gehoord en gezien'. Simeon nam het kind in de armen 'en hij loofde God'. Anna, de oude profetes, 'loofde mede God' van wege het hoge bezoek. Zelfs de magiërs uit het Oosten aanbaden het kind.
God zag om naar zijn volk en het Woord werd vlees. Het kreeg gestalte in een mens van vlees en bloed, vol van genade en waarheid. Het legalisme, het strakke systeem der wet, stelde zich echter vijandig tegen Christus op. De vraag of Jezus door alle joden gekruisigd werd, en allen hieraan schuld hadden, is hiermee beantwoord. Een systeem werkt altijd door zijn leiders. De rechtzinnige Farizeeën en de hogepriester Kajafas - met dezelfde naam als Kefas, dat is steen - de vertegenwoordiger van de tempelaristocratie, eisten de doodstraf volgens hun wet (Joh.19:7). De onvruchtbare vijgeboom, die zo prachtig in blad stond, beeld van de huichelachtige vroomheid der leiders, verdorde vanaf de onzichtbare wortel. De bijl trof de wortel in de onzienlijke wereld. Vele jaren later zou dit in de natuurlijke wereld zichtbaar zijn.
Voordat Jezus de tempeldienst prijsgaf,ensceneerde Hij nog een glorieuze intocht om een geheel nieuwe tijd in te luiden. De gehele menigte van discipelen vergezelde Hem, toen deze Zoon van David zijn residentie binnentrok. Zij namen palmtakken en riepen: 'Hosanna de Zoon van David, gezegend Hij die komt in de naam des Heren; Hosanna in de hoogste hemelen'. Later begrepen de discipelen dat zij dit met Hem gedaan hadden om uit te beelden hoe Jezus als Koning de poorten van het hemels Jeruzalem zou binnengaan onder gejuich en aanbidding van de hemelingen. Voortaan zou Hij daar zijn volk vergaderen. Van het aardse Jeruzalem nam Hij wenend afscheid, want het had de dag van zijn bezoeking niet opgemerkt (Luc.19:20-44).
De uitstorting van de Heilige Geest
Na de hemelvaart van Jezus bezocht God zijn volk opnieuw. Het was nu de 'tijd des welbehagens, de dag des heils' (2 Kor. 6:2). Er ontstond een gemeente die zich verblijdde, omdat de Heilige Geest over haar was uitgestort. Men was eendrachtig bijeen en loofde God. Toen de vonk van Gods genade oversloeg, steeg de vreugde ten top. De voormalige Farizeeër schreef: 'Ik zal lofprijzen met mijn geest, maar ook lofzingen met mijn verstand'. Hij getuigde zelfs: 'Want hetzij wij in geestvervoering kwamen, het was in dienst van God' (2 Kor.5:13). De Statenvertaling heeft hier 'uitzinnig' en de vertaling Brouwer luidt 'buiten zinnen'. Hield men Jezus bij tijd en wijle ook niet voor uitzinnig? Paulus werd zelfs een keer 'weggevoerd tot in de derde hemel'. Of dit in of buiten het lichaam was gebeurd, kon hij zich niet meer herinneren (2 Kor.12:104). Op Patmos geraakte de apostel Johannes in geestvervoering. Paulus schreef vanuit de gevangenis aan de gemeente: 'Spreekt elkaar toe in psalmen, lofzangen en geestesliederen. Zingt en jubelt de Here van harte' (Ef.5:19). Met zijn medewerker Silas zong hij Gods lof in de kerker te Filippi. Had Jezus ook niet gezegd: 'Zalig zijt gij, wanneer u de mensen haten en wanneer zij u uitstoten, en smaden en uw naam als slecht verwerpen ter wille van de Zoon des mensen'? Hij voegde eraan toe: 'Verblijdt u te dien dage en springt op van vreugde' (Luc.6:22,23). U moogt dus in moeilijke tijden concretiseren: 'Maar 't vrome volk, in U verheugd, zal huppelen van zielevreugd'. Hoevele malen zal onze Here dit opspringen van vreugde in eigen leven gepraktizeerd hebben? Hoe groter de tegenstand, hoe meer vreugde in God. Aan de ingang van zijn lijden zong Jezus zelf de 'lofzang'. Wie Hem bij tegenspoed en aanvechtingen van de boze, zo navolgt, ondergaat dan wel een metamorfose.
Toen God naar zijn volk omzag en zijn kracht neerdaalde, smaalde 'het verkeerde geslacht': 'Zij hebben teveel zoete wijn gehad', want ze waren veel te enthousiast.
Kerkgeschiedenis
Uit Israël was eenmaal de ark weggenomen en in de kerk verdween de krachtige aanwezigheid van de Heilige Geest. In de dagen van koning Josia was het wetboek verdwenen en in de kerkhistorie werd de bijbel tot een verboden boek voor de leken verklaard. Israël diende allerlei afgoden en in de afgevallen kerk werden de beelden van de heiligen geadoreerd. Dan komt onverwacht de reformatie, de tijd dat God opnieuw naar zijn volk omzag. De bijbel werd weer gelezen en de beelden verdwenen, maar de dopers van de derde reformatie werden tot bloedens toe door alle officiële kerken vervolgd, omdat zij weigerden hun kinderen te laten besprengen. Overal ontstonden volkskerken en later familiekerken op oudtestamentische grondslag. Iedere zondag was er een wetsvoorlezing en het resultaat ervan was te vergelijken met dat van het oude bondsvolk. Het werd 'een bediening des doods'. De rechtzinnigen zongen in hun samenkomsten alleen psalmen, waarin de naam van Jezus niet voorkomt, terwijl Jezus had gezegd dat men de Zoon zou eren gelijk de Vader. In plaats van het evangelie van bevrijding en herstel te verkondigen, leerde men dat ziekte een zegen en ellende een gunst van God was. De mens werd tot een nietig wezen verklaard, die toch naar de volmaaktheid moest streven, want 'de eis der wet bleef'. In de opkomende evangelische richtingen zong men, dat 'het eigen ik gedood' moest worden en 'neem mij, breek mij geheel'. De christen werd een vijand van zichzelf en toch moest hij de naaste liefhebben als zichzelf.
Wij zijn dankbaar dat God in het begin van deze eeuw zijn volk opnieuw bezocht. In een kleurlingen kerk te Los Angeles viel de late regen. Men begon daar, evenals de eerste christenen in tongen te bidden en in de geest de Here te loven en te prijzen. Het gevoelsleven, dat eeuwen lang een verwaarloosde factor in de kerken en kringen geweest was, kreeg de volle aandacht. Het woord dat door formulieren, belijdenisgeschriften en leringen van mensen tot dode 'leer' geworden was, werd weer vlees. De uitingen van het emotionele leven in de herboren mens werden tot een grote kracht in de pinksterbeweging. Men klapte in de handen of hief ze getuigend omhoog. Men profeteerde en kreeg visioenen als in tijden van ouds. Maar dank zij het accepteren van de emotionaliteit in het geloofsleven bestaat nu de helft van alle christenen in Afrika uit pinkstergelovigen. Volgens de 'World Christian Encyclopedia' zijn er op aarde naar schatting 115 miljoen pentecostals en verwacht men bij dezelfde groei dat er aan het einde van deze eeuw 243 miljoen zullen zijn.
Ook ligt de bijl aan de wortels van de bomen. Een gereformeerd weekblad schreef onlangs dat een godsverduistering die met de handen te tasten is, over de kerken is gekomen. Dit gemis aan goddelijk leven bedreigt ook ons, indien wij de tijd onzer bezoeking niet opmerken en wanneer het woord steen of leersysteem wordt. Het woord wordt vlees, als het menselijke, het vreugdevolle, het emotionele, maar ook het zuivere en onberispelijke wordt geopenbaard, wanneer gebondenen worden bevrijd en zieken worden genezen, wanneer de Here meewerkt door tekenen en wonderen. Paulus schreef ons tot waarschuwing: 'Dan zal ik mij vergewissen, niet van de woorden dier opgeblazenen, maar van hun kracht. Want het Koninkrijk Gods bestaat niet in woorden maar in kracht' (1 Kor.4:19,20). Wij zullen geoordeeld worden naar de vruchten die wij opbrengen, die van gerechtigheid, liefde, lankmoedigheid, goedheid, trouw en zelfverloochening. Daarom stellen wij ons bescheiden op, hoewel wij het evangelie van de heerlijkheid van Christus duidelijk ontwaren.
God zoekt aanbidders
Ook in onze tijd getuigt de Geest dat God naar ons omziet. Vandaar ook de spontane drang in Gods kinderen om hun Heer te loven en te aanbidden. Wij gaan immers in snel tempo naar een climax van deze uitingen van toewijding. Enerzijds is er in de antichristelijke kerk een aanbidding van boze geesten en van het beest dat uit de afgrond opkomt, en anderzijds zullen de vertegenwoordigers van de ware gemeente zich op hun aangezicht werpen voor de troon om God te aanbidden. De gemeente, de tempel Gods in het geestelijk Jeruzalem, wordt gemeten naar het aantal van hen die aanbidden (Openb.11:1). Bij de tweede exodus trekt de eindtijdgemeente onbeschadigd door de zee van glas en vuur - beeld van een demonische verdrukking - om aan de overzijde het lied van Mozes te zingen en het lied van het Lam. Op de behouden oever juichen zij: 'Wie zou u niet vrezen en uw naam niet verheerlijken?' (Openb.15:1).
Eeuwen lang heeft men zich verwijderd van de hemelse berg Sion en in onze afvallige tijd zelfs de aardse berg Sion als eerste doel gesteld. Nu breekt evenwel de tijd aan dat een massale stoet, een schare die niemand tellen kan uit alle volken, deze berg gaat bestijgen onder zegezang en gejuich: 'De vrijgekochten des Heren zullen wederkeren en met gejubel in Sion komen; eeuwige vreugde zal op hun hoofd wezen, blijdschap en vreugde zullen zij verwerven, kommer en gezucht zullen wegvluchten' (Jes.51:11). Aan het einde zal God omzien naar de volkerenwereld. Als deze volheid der heidenen binnengaat, zal ook 'gans Israël behouden worden' (Rom.11:25,26). Johannes deelt mee dat de grote schare palmtakken in de handen heeft. Hij herinnert ons hierbij aan de vreugdevolle, symbolische intocht van Jezus in het aardse Jeruzalem. Op de top van de berg, het tempelplein, omringen de 144000 apostelen van de eindtijd (1000 maal 12 maal 12) het Lam Gods. Als trouwe herders leiden zij de grote schare het hemelse Jeruzalem binnen. Deze zonen Gods zingen een overwinningslied. Hun gezang kan niemand leren, want de melodie ervan ontbreekt in iedere zangbundel. Zij zingen in nieuwe tongen, terwijl de Heilige Geest hen ook ieder de daarbij behorende wijs inspireert. Daarom klinken hun stemmen als geruis van vele samenstromende en dooreenvloeiende wateren. Eenmaal hadden zij op aarde deze wijze van lofzingen beoefend. Zo kwam deze geestelijke gave bij hen tot ontwikkeling om in het einde op volmaakte wijze op te klinken voor God en het Lam (Openb.7:9-12, 14:1-5).
Het Griekse woord voor aanbidden is pros-kuneo. Het betekent letterlijk: naar iets of iemand toegaan om het als voorwerp van verering te kussen. Zo was er sprake van het kussen van Baäl en het kussen der kalveren (1 Kon.19:18, Hos.13:2). De psalmist zegt echter: 'Kus de Zoon'. Zoek een intiem contact met Hem te krijgen en huldig Hem als voorwerp van je verering. In Hem aanbidden wij de eeuwige God. Werkelijk, wij hebben een nieuwe visie nodig ten tijde van onze bezoeking. God ziet na zovele eeuwen weer naar zijn volk om en laten wij ons hart voor deze bezoeking openen. Waar evenwel ook gesproken wordt van aanbidding van het beest, zullen ook wij het vermaan van de apostel ter harte nemen: 'Dooft de Geest niet uit, veracht de profetieën niet - dus wat de Geest ons in deze tijd toont - maar toetst alles en behoud het goede' (1 Tess.5:18).
zie voor andere artikelen kvooverz