kvo 51e jaargang nummer 7/8 juli/aug. 1987

J.E.v.d.Brink

G E L O O F S G E N E Z I N G

God is leven

'God is Geest'. Met deze uitspraak onthulde Jezus aan de Samaritaanse vrouw het wezen van de eeuwige Schepper. Omdat Hij enkel geest is, is Hij ook enkel leven en de bron van alle leven. Waar een scheiding of vijandschap met Hem ontstaat, treedt de dood in. Van God komt derhalve nooit iets wat in strijd is met het leven en met zijn wezen.

Het leven is mooi en het is het allerschoonste van de schepping. Leven geeft vreugde en vrijheid. Als christenen zoeken wij het leven en willen er met volle teugen van genieten. Alles wat waarlijk leeft, voldoet aan de wetten van God, is vol energie en vitaliteit. Alles wat het leven aantast, is wetteloos en heeft het klimaat van ellende en dood.

Daarom zijn uit God nooit de destructie en de wetteloosheid. Hij zendt geen rampen, geen oorlogen, geen watersnoden, geen ziekten, geen ongeval, geen zonde, geen leugen en Hij gebruikt geen geweld, want zij zijn vijanden van het leven. Ze zijn alle in strijd met de eeuwige wetten van God die vrede, gerechtigheid, blijdschap en harmonie beogen. Jezus sprak dat de Vader Hemzelf een opdracht gegeven had aangaande hetgeen Hij moest leren. Hij deelde dit mee met de woorden: 'Ik weet dat zijn gebod eeuwig leven is' (Joh.12:50).

Jezus kwam niet om te verderven maar om te herstellen en om te behouden, om licht te verspreiden in de duisternis, dat wil zeggen om leven te brengen te midden van de dood.

Ziekte is van de duivel

Door de val van de mens kwam het rijk der duisternis in de wereld. Het leven met zijn rijke schakeringen kreeg het zwaar te verduren. Bij de invasie der demonen gingen de stoottroepen van de leugen voorop. Daarna kwam de armee van de zondemachten, vervolgens de horden ziektegeesten, terwijl de machten uit de afgrond onder de koning des doods de laatste colonne vormden. Deze divisies opereren afzonderlijk of te zamen en vormen zo de bedreiging van de mens die geschapen is om zich naar Gods beeld en als zijn gelijkenis te ontplooien.

De leugenmachten verzieken en beschadigen de menselijke geest en maken deze drager van de wet Gods, krachteloos en wetteloos. Door verleugening komt het kwade als goed over en het goede als kwaad. De onzienlijke misleiders stellen duisternis voor als licht en licht als duisternis (Jes. 5:20). Zo zijn er demonen die de woorden Gods verdraaien zoals de slang dit deed in het paradijs.

Jezus sprak dat de duivel een dief en een moordenaar is. Ook door ziekte steelt hij het geluk, de tijd en het geld van zijn slachtoffers en brengt hen in het isolement, terwijl hij hun leven sloopt. Wanneer dit gebeurt, dwingen de 'vrome' geesten deze overweldigden toch de slaande hand van de duivel te kussen door hen te doen belijden, dat dit alles hen uit Gods Vaderhand toekomt. De bijbel toont ons evenwel in de evangeliën dat God een goede God is en de duivel een slechte geest.

 

Geest en stof

God schiep de onzienlijke, geestelijke hemel en ook de zichtbare natuurlijke wereld. De heerlijkste uiting van zijn wijsheid, fantasie en kracht was wel, toen Hij in plant, dier en mens de stof en de geest te zamen verbond. De geest maakt de materie levend. Het lichaam zonder de geest is dood, schreef Jacobus. Wanneer de mens 'de geest geeft', keert zijn lichaam terug tot het stof: 'Want stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren' (Gen.3:19).

De menselijke geest moet dus met de stoffelijke substantie arbeiden. Het ligt voor de hand dat dit materiaal goed en geschikt moet zijn. De mens behoort een goed levenshuis te hebben. Het gezonde verstand maakt ons dan ook duidelijk dat de mens het goede moet eten en drinken om zijn lichaam in conditie te houden.

Wat de geest van de mens betreft, deze is geschapen met de hoogste begaafdheden en hij heeft onder de Schepper de hoogste roeping van alle geesten. Hij is de drager van de wetten Gods voor de mens naar geest, ziel en lichaam. Hij leidt en inspureert de mens in zijn veelvoudige en gevarieerde opdracht, is in staat zich in de hemelse gewesten te bewegen, maar is ook de bouwer van de lichaamscellen en hij geeft ieder orgaan zijn eigen structuur. Hij is ook de onderhouder van het lichaam, vernieuwt wat verslijt en herstelt wat is beschadigd.

Ziektemachten zijn boze geesten uit de onzienlijke wereld die speciaal het lichaam aanvallen. Zij dringen binnen om hun wetteloos werk tot stand te brengen. Zij vallen op de levensgeest aan, zodat deze onder druk gezet wordt en zijn opbouwend en, afwerend en herstellend werk niet kan verrichten.

Zolang de menselijke geest zich nog kan verheffen en actief blijft, is er hoop op genezing.

Bezwijkt hij evenwel, dan is de strijd verloren en is het lichaam dus niet meer in staat zich te verweren. Dan worden de zwakke plaatsen niet versterkt en de bressen niet gedicht.

Kracht in zwakheid

De gelovige klemt zich vast aan de uitspraak:

' Indien de Geest van Hem, die Jezus uit de doden heeft opgewekt, in mij woont, dan zal deze Geest, die Christus Jezus uit de doden heeft opgewekt, ook mijn sterfelijk lichaam levend maken door zijn Geest die in mij woont' (Rom.8:11).

Dat 'sterfelijke lichaam' behoort niet aan een gestorven mens, maar aan een levende christen. Zijn lichaam is een tempel van de Heilige Geest waar God in woont.

De apostel schreef: 'Zo iemand Gods tempel schendt, God zal hem schenden!' God zal de machten te schande maken, die het durven wagen een kind van God ziek te maken, 'Want de tempel Gods, en dat zijt gij, is heilig' (1 Kor.3:16,17).

De Heilige Geest in ons zal ervoor zorgen dat ons lichaam goed funktioneert en niet onderworpen is aan allerlei wetteloze ziektegeesten en zondemachten.

In de strijd tegen de ziektemachten bezwijkt soms de menselijke geest. Deze verliest zijn kracht en de mens hiermee zijn levensmoed en levenslust.

Daarom schenkt de Heer ons in het nieuwe verbond zijn Heilige Geest die de menselijke geest ondersteunt. 'Des Heren sterke rechterhand... houdt door haar kracht Gods volk in stand' (Ps.118:8 berijmd). Deze Geest bezit dezelfde eigenschappen en werkt naar dezelfde wetten als onze geest. Wij huwen immers niet met een 'vreemde' geest. Zijn begaafdheden lopen parallel met die van de menselijke geest. Er is sprake van wijsheid, kennis, onderscheiding van geesten, geloof en kracht. Er zijn zelfs 'gave van genezingen', dit wil zeggen dat er veschillende begaafdheden te zamen werken tot herstel van de mens. Zo zal men bij het bidden met zieken onderscheiding van geesten nodig hebben om te weten met welke vijand men te doen heeft, dit dan weer gepaard gaande met de gaven van kennis en van wijsheid, van geloof en van kracht.

De Heilige geest is de leraar der gerechtigheid. Hij overtuigt dus van zonde, maar Hij onderscheidt ook de wetteloosheden van ons lichaam.

Zo wil de Heer door 'de adem zijns mond' dat is door zijn woord en zijn Geest, de wetteloze die ons belaagt 'doden'. We mogen dus de ziektemachten binden en naar de afgrond verwijzen op dezelfde wijze als onze Heer dit deed en op deze wijze heersen te midden van onze vijanden (Ps.110:2).

Gebed

Wanneeer een christen ziek is, moet hij dus de ziektemachten verdrijven in de naam van Jezus en vertrouwen op de herstellende kracht van de Heilige Geest die in hem is.

Deze Geest die kennis heeft van alle dingen is evenals de menselijke geest in staat om het leven in de stof op de juiste wijze te laten functioneren. Ons lichaam en onze ziel ervaren de levendmakende werking van de Geest.

Wie de weg van de Heer wil gaan, zal zich intens bezig moeten houden met de eeuwige, positieve gedachten van God met de mens: hij zal moeten leren bidden. De definitie die wij van bidden willen geven, is: bezig zijn in de hemelse gewesten. Dit betekent dat men zich losmaakt van het natuurlijke denken dat vanuit de situatie in de zichtbare wereld redeneert. Men zal moeten geloven dat de vervulling van Gods beloften niet afhangt van hetgeen men ziet, maar van wat God heeft geopenbaard. Het geloof is immers de zekerheid van de dingen die men hoopt, en het bewijs der dingen die men niet ziet. Het geloof is een middel om iets in de onzienlijke wereld vast te grijpen en dit zich als kennis of hoop toe te eigenen. God realiseert zijn beloften aangaande het herstel alleen langs deze weg. Wanneer een christen in zijn geloofsstrijd om de toezeggingen van God vast te houden gewikkeld is, doet hij er verstandig aan gesprekken met ongelovigen over zijn moeilijkheden te vermijden, ook met hen die zich wel christen noemen, maar die blind zijn voor de goddelijke weg tot genezing.

Ook Jacobus schrijft: 'Heeft iemand onder u leed te dragen? Laat hij bidden'. Laat een zieke zijn hart 'verheffen', zijn inwendige mens doen opstijgen voor de troon van God. Van Abraham staat geschreven: 'En niet verzwakt zijnde in het geloof, heeft hij zijn lichaam niet aangemerkt, dat alrede verstorven was (Rom.4:19 St.vert.).

Het geheim van de geloofsgenezing is, dat de christen 'zijn lichaam niet aanmerkt', maar bezig is met zijn situatie in de hemelse gewesten waar hij aangevallen wordt, en dat hij vasthoudt aan de beloften van zijn Heer.

'Bidden zonder ophouden' betekent voortdurend bezig zijn met de gedachten Gods aangaande de mens. God wil een natuurlijk mens die volkomen hersteld is, omzetten in een geestelijk mens. Het doel van de Schepper gaat verder dan de natuurlijke mens in volle ontplooiing. Hij beoogt de geestelijke mens die leeft, wandelt en volwassen wordt in de hemelse gewesten. Dit was ook het doel van Jezus: het ontwikkelen van mensen Gods tot alle werk volmaakt toegerust (2 Tim.3:17). Daarom is Hij de doper in de Heilige Geest. Als laatste Adam is Hij een levendmakende geest (1 Kor.15:45).

 

De bijbelse weg

Wanneer men de verwekkers van de ziekte alleen in de natuurlijke wereld zoekt, zal men allereerst de dokter roepen. Indien wij daarentegen de bron van het kwaad voornamelijk in de onzienlijke wereld geprojecteerd zien, is het vanzelfsprekend dat wij bij het zoeken naar genezing, beginnen met ons op het geestelijke niveau te bewegen. Wie wordt eerst geroepen: de voorganger of de dokter?

Jacobus de broeder des Heren schreef:

Is er iemand bij u ziek? Laat hij dan de oudsten der gemeente tot zich roepen' (Jac.5:14).

Kan de zieke dus niet alleen de overwinning behalen, dan roept hij de hulp in van de gemeente waartoe hij behoort, ten einde door een samen gebundeld kracht van Gods Geest zijn herstel te verkrijgen. Hij moet daarmee niet te lang wachten, want dan dreigt het gevaar dat de ziektemachten en de natuurlijke ziekteverwekkers te zamen reeds grote bressen in zijn lichaam hebben geslagen. Op een bidstond of in een gemeente samenkomst kunnen dan de handen op de lijder worden gelegd als teken dat de broeders en zusters de aangevochtene in de geestelijke wereld claimen voor het Koninkrijk Gods met zijn vrede, gerechtigheid en blijdschap en zij zich met hem identificeren als leden van het lichaam van Christus.

Opleggen van handen bij zieken is een bijbelse opdracht, want de Heer sprak: 'Op zieken zullen zij de handen leggen en zij zullen genezen worden' (Mark.16:18). Zo legde ook Jezus ieder van de zieken afzonderlijk de handen op en genas hen (Luc.4:40). In onze gedachten associëren wij de hand van de broeder en zuster met 'de hand des Heren', dat is met de kracht van de Heilige Geest. Is iemand evenwel zo ziek, of zoals ook vertaald wordt: zo 'zwak' dat hij niet naar bidstond of samenkomst kan komen, laat hij dan, zegt Jacobus, de oudsten als vertegenwoordigers van de gemeente bij zich roepen.

De broeder des Heren gaat dus van de veronderstelling uit, dat de zieke lid is van een plaatselijke gemeente. Deze wordt vergeleken met een lichaam. Wanneer iemand een wond aan de hand heeft, snelt in eerste instantie niet de voet te hulp, maar de genezing vangt aan door middel van de cellen van het omringende weefsel. Zo wordt de plaatselijke gemeente, waar men ten opzichte van elkaar verantwoordelijkheid draagt, door God gebruikt. Zij maakt ook bij de zieke de kracht en de veelkleurige wijsheid van God bekend aan de overheden en machten in de hemelse gewesten, die de oorzaak zijn van zijn krankheid.

Voor de oudsten geldt dat zij waardige afgevaardigden moeten zijn van een gemeente, waar men het lichaam des Heren onderscheidt. De gemeente verliest haar heilbrengende functie, wanneer er onderling gekrakeel is, bij leergeschillen, twist, afgunst, haat en nijd. Paulus schreef aangaande zo'n innerlijk verscheurde gemeente: 'Daarom zijn er onder u velen zwak en ziekelijk en er ontslapen niet weinigen' (1 Kor. 11:30). De broeders en zusters te Korinthe werden niet ziek of stierven niet een ontijdige dood vanwege de zonden van hun medegelovigen, zoals sommigen menen, want de bijbel leert uitdrukkelijk dat ingeval van zonde, ieder om zijn eigen ongerechtigheid sterft. Vanwege de verdeeldheid in het lichaam des Heren misten de kranken daar echter de beschutting en het heil, of zij hadden zo weinig vertrouwen in de gemeente, dat zij hun genezing er ook niet zochten.

Als teken van geloof in de Heilige Geest, die als geest des levens in het lichaam des Heren werkzaam is, brengen de gelijkgezinde broeders oudsten, olie mee. Zij zalven daarmee de zieke, want deze olie is het symbool van de kracht van Gods Geest in het midden van de gemeente waarvan zij vertegenwoordigers zijn. Zij bidden daarbij voor de lijder, dat is dat zij ten behoeve van hem bezig zijn in de hemelse gewesten, daar de boze geesten bestraffen in de naam van Jezus, en vragen om de manifestatie van de kracht Gods tot herstel van de zieke.

Jacobus schrijft niet: is er iemand van u ziek, hij roepe de dokter of misschien in onze kringen de volle-evangeliearts, maar hij ontbiede de oudsten van de gemeente. De vraag rijst: mogen wij dan geen dokter raadplegen? Het antwoord luidt: In het nieuwe verbond zijn geen bindende voorschriften; dienaangaande is er geen volle-evangeliewet: gij zult geen dokter halen. Bovendien werkt de Heilige geest niet tegen het gezonde verstand in, maar daarmee samen. De natuurlijke mens die geen rekening houdt met de kracht en de wijsheid Gods loopt ook niet altijd zo snel naar zijn arts, want hij vertrouwt dat zijn lichaam uit zichzelf zal herstellen wanneer hij zich in acht neemt en zich de nodige rust gunt.

De wil van God

Wij merken op dat God bij de schepping alles wat Hij voortbracht, aan eigen vaste wetten heeft gebonden, maar Hij heeft er ook de mogelijkheid tot herstel in gelegd. Zoals Hij reeds in zijn heilsplan vanaf de grondlegging der wereld het Offerlam ter slachting gereed had, zo had de Schepper ook reeds in de mens het vermogen gelegd de zonde en de ziekte te overwinnen. Het afweermechanisme tegen de ziekte was er reeds voordat de wetteloze geesten hun slag in de mens geslagen hadden. De levensgeest was van meet af in staat zich tegen de zonde en ziekte te weren, maar zou door de Heilige Geest ondersteund moeten worden om het voorgestelde doel te bereiken. Ten einde het herstelplan uit te voeren en de schepping te voltooien, dus om het goede, welgevallige en volkomene te bereiken, heeft God zijn Zoon in de wereld gezonden. Deze liet ons het voorbeeld na van de manier, waarop de gedachte van de Vader ten uitvoer moet worden gebracht. Daartoe predikte Jezus het evangelie van het Koninkrijk der hemelen. Hij gaf ons daarin de sleutels tot de onzienlijke wereld, waar de oorsprong van het kwade, maar ook die van het goede ligt. Hij toonde ons hoe daar de strijd gestreden moet worden tegen de geestelijke boosheden. De schepping wordt niet automatisch hersteld, maar de mens wordt ingeschakeld om haar te bevrijden van de vloek. Er is geen andere methode dan Jezus ons heeft laten zien. Er staat: 'En Jezus ging alle steden en dorpen langs in hun synagogen en verkondigde het evangelie van het Koninkrijk en genas alle ziekte en alle kwaal' (Matt.9:35).

Wat is het doel van de prediking van het evangelie van het Koninkrijk dat toch over de ganse aarde moet verkondigd worden? Het is dat er mensen komen die zelf bevrijd en verlost zijn, vervuld met Gods Geest, die het werk van Jezus kunnen voortzetten.

God zoekt Zich door middel van deze leer een koninklijk volk, dat door barmhartigheid wordt bewogen het zwakke op te richten, het gewonde te verbinden, het zieke te herstellen, het gebondene te bevrijden.

zie voor andere artikelen kvooverz