kvo 48e jaargang nummer 10 oktober 1984
J.E.v.d.Brink
HET VERBOND MET ABRAHAM
Eén verbond
Hoe menigmaal hebben wij tijdens de avondmaalsviering vóór het rondgaan van de beker de zin gehoord: 'Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed'. Hoewel de Heer het woordje 'nieuw' gebruikte, was dit verbond reeds lang te voren in de hemelse gewesten gesloten. Het Lam is immers geslacht sedert de grondlegging der wereld. Het was altijd het plan van God geweest dat er tussen Hem en de vertegenwoordiger van de mensheid een verbintenis zou bestaan, waaraan beide partijen trouw zouden zijn en waarin ieder zijn aandeel zou bijdragen. Hierdoor zou de mens deelgenoot van een hemelse roeping worden. Toen Jezus de beker nam en deze zegende, wist Hij dat de Vader Hem als vertegenwoordiger van een geestelijke mensheid alle dingen had overgegeven. Hij was niet alleen het hoofd van de gemeente maar ook die van de ganse zichtbare en onzichtbare schepping. God zou alles wat in de hemel en op aarde was om Hem samenbundelen. Daarom was de laatste Adam groter en heerlijker dan de eerste. De verbondssluitingen met Adam, Noach, Abraham en David waren alle in dit nieuwe verbond begrepen. God schept immers geen nieuwe dingen meer, maar Hij maakt alle dingen nieuw. Na een proces van metamorfose komen vernieuwde mensen te voorschijn. Bij zijn wedergeboorte ontvangt de gelovige geen andere geest, maar zijn eigen gekrenkte geest wordt hersteld en genezen. Ook vergaan de aarde en de hemel niet, maar ze gaan voorbij zoals bij het volwassen worden iemands jeugd niet meer terugkeert. De vernieuwde aarde en hemel zullen eenmaal volmaakt functioneren naar de eeuwige wetten en gedachten van de schepper.
Reeds bij de schepping sprak God dat er mensen zouden komen naar zijn beeld en gelijkenis. De val van Adam heeft in dit besluit van de Eeuwige geen verandering gebracht, want wie heeft zijn wil weerstaan? Zijn verbondstrouw bleek al toen Hij het overwinningsproces van de mens bekend maakte, namelijk dat deze de kop van de slang zou vermorzelen. De mens zou niet mogen afwachten totdat God ingreep, maar zijn bijdrage aan het eeuwig verbond levert hij, indien hij met hulp van de inwonende Geest de satan onder zijn voeten vertreedt. God sloot slechts één verbond met de mens, maar in de geschiedenis schonk Hij tekens nieuwe aanwijzingen. Zo voegde Hij bijvoorbeeld aan dit verbond de wet toe om de overtredingen te doen blijken en als stimulans voor allen die de gerechtigheid zochten en deze nog niet door geloof konden verwerven.
Parallellen
Naar aanleiding van de verbondssluiting van God met Abram zoals ons deze in Genesis 15 verhaald wordt, willen wij erop wijzen hoe hier eeuwige, onzienlijke realiteiten afgeschaduwd werden door tijdelijke en zichtbare zaken. Schaduw en werkelijkheid behoren immers bijelkaar. Wij zullen trachten enkele parallellen aan te geven.
Reeds bij diens exodus uit Ur der Chaldeeën schonk God aan Abram de belofte dat hij tot een groot volk zou worden. Alle geslachten des aardbodems zouden met hem worden gezegend. Dit impliceert zelfs dat ook de gestorvenen nog een zegen zouden ontvangen. Wanneer nu de Here aan deze belofte rechtsgeldigheid geeft door met Abram een verbond te sluiten, is deze nog steeds kinderloos. Toch vertegenwoordigt hij hier zijn geslacht. Wanneer Jezus bij het laatste avondmaal de verbondsbeker doorgeeft, heeft ook Hij nog geen 'nakomelingen' of geestelijke zonen. Zowel Abram als Jezus geloofden echter dat hun nageslacht zou zijn als de sterren des hemels. Hun nakomelingen zouden ontelbare verstandigen voortbrengen, die zouden stralen als de glans van het uitspansel en eeuwig en altoos zijn als de sterren, omdat ze velen tot gerechtigheid zouden brengen (vers 5 en Dan.12:3). Het natuurlijke zaad van Abram zou als zijn aandeel in het verbond gerechtigheid en recht moeten bewaren (Gen.18:19). Het geestelijke zaad zou zelfs een gerechtigheid openbaren, die overvloediger was dan die van de meest nauwgezette wetsbetrachters, omdat het van een hoger niveau is (Matth.5:20).
Abram geloofde in het plan van God met de geestelijke mens, 'want hij verwachtte de stad met fundamenten waarvan God de ontwerper en bouwmeester is'. Jezus zag nog verder, want Hij geloofde dat Hij vele zonen tot heerlijkheid zou brengen. Onder leiding van de Heilige geest zouden deze een tempel in die stad vormen.
Tot Abram sprak God: 'Vrees niet', want hij had reden om te vrezen. Hij vertoefde immers in een vreemd land, waar geen vader, broer of zoon hem kon bijstaan. Zijn rijkdom wekte bovendien de jaloersheid der ingezetenen op. Hij was een vreemdeling zonder rechten. De Arabieren noemen zo iemand een 'maskin', een beklagenswaardige zoals een melaatse. Toen Jezus in de lijdensweek zijn dood aankondigde, sprak Hij: 'Nu is mijn ziel ontzet'. Ook Hij kwam alleen te staan. Over hem was geprofeteerd: 'IK heb de pers alleen getreden en van de volken was niemand bij Mij... Ik zag rond, maar er was geen helper. Ik ontzette Mij, maar niemand bood steun'. Hij geloofde echter dat tevens de dag der wrake over zijn vijanden was gekomen en dat het jaar van zijn verlossend werk was aangevangen (Jes. 63:3-6). Hij werd door allen verlaten, zelfs door God, die zijn Heilige Geest van Hem wegnam. Hij volhardde echter in het geloof dat de belofte van de Vader waarheid was: Ik heb Hem als geestelijk mens verheerlijkt en Ik zal Hem ook als overwinnaar verheerlijken. Ik zal mijn beloften aan Hem vervullen, want hij blijft trouw in zijn aandeel in het gesloten verbond. Tot Abram sprak God: 'Ik ben je schild en loon' (vers 1). God zorgde voor zijn bescherming en gaf hem als beloning een volk van rechtvaardigen, een zeer grote menigte. Wanneer onze Heer wederkomt, wordt gezegd dat Hij zal komen met de Zijnen, want zijn loon, dat is zijn volk dat de Vader hem gegeven heeft, is bij Hem. (Openb.22:12). Bij de verbondssluiting met Abram werd het verbond dat vanaf de grondlegging der wereld klaar lag, zichtbaar. Het verbond dat God met Jezus sloot, was een beter of vernieuwd verbond, want dit had betrekking op het Koninkrijk Gods. Wel stortte de Heiland zijn bloed hier op de aarde, maar blikkende in de onzienlijke wereld sprak de profeet, dat Jezus zijn onzichtbaar leven in het dodenrijk had uitgegoten. Dit heeft de laatste en grootste vijand ervaren!
Verbondssluiting
Op de vraag van Abram waaraan hij het weten kon dat de beloofde zegeningen zijn deel zouden worden, was het antwoord: neem een koe, een geit, een schaap en twee duiven, later de gewone offerdieren bij de offerdienst in de tempel. Abram kende deze gewoonte van verbondssluiting. Hij sneed de dieren van neus tot romp middendoor en legde de symmetrische stukken ieder aan een kant, terwijl hij aan elke zijde nog een vogel toevoegde. Zij vormden een rauw offer dat niet verbrand en ook niet geconsumeerd werd. De bedoeling was dat de verbondssluiters elkaar door de nauwe passage zouden ontmoeten en dan onder eedzwering hun verbintenis zouden bekrachtigen. Voortaan zouden beide partijen als een eenheid bij elkaar horen, zoals eenmaal de stukken der door midden gekloofde dieren. Zou een der partijen echter zijn afspraken niet nakomen, dan zou hem hetzelfde lot treffen als de offerdieren: splijting en vernietiging in de verstrooiing.
Een voorbeeld van een verbondspreuk vinden we in Jeremia 34:18. Met zijn volk sloot Zedekia een verbond om al de Hebreeuwse slaven en slavinnen vrij te laten. Later kwamen de rijken erop terug en maakten de slaven en slavinnen opnieuw tot hun ondergeschikten. Jahweh reageerde op deze trouweloosheid met de woorden: 'Ik zal de mannen die mijn verbond hebben overtreden, die de bepalingen van de verbintenis welke zij voor mijn aangezicht gesloten hadden, niet hebben gestand gedaan, maken als het kalf dat zij in tweeën deelden en tussen welks stukken zij doorgingen'.
Wanneer de Heer van het verbond vertoeft te komen, breekt voor Abram een felle strijd aan. Onder schrille kreten laten klapwiekende aasgieren zich op de dode rompen vallen, waardoor dit offervlees dreigt ontwijd te worden. Tot de avond is de aartsvader bezig met zijn staf de aanvallers te verdrijven, waarop ze zich dreigend tegen hem keren. Ze zijn een beeld van de demonen die zich later op het Lam Gods zouden werpen, toen het nieuwe verbond werd gesloten. Als nieuw verbondsvolk zullen ook wij voortdurend paraat moeten zijn tegen de aanstormende demonen. En hen moeten overwinnen.
Tijdens de korte schemering valt Abram in een diepe slaap. Een sombere, verschrikkelijke angst overvalt hem. Hij verneemt hoe zijn nageslacht vierhonderd jaar in grote verdrukking zal verkeren, maar ook dat dan de Here God hun zuchten zou horen en neerdalen om hen te verlossen (Hand.7:34). Zo zou ook eeuwen lang het volk van het nieuwe verbond door de overweldigers uit het rijk der duisternis worden getiranniseerd. Aan deze grote verdrukking zal ook een einde komen, wanneer de zonen Gods worden geopenbaard. Daarna wordt de gemeente van Jezus Christus naar het beloofde land gevoerd, naar haar eigen plaats en naar de grond des Heren in de hemelse gewesten (vergelijk Jes.14:1).
Toen de zon ondergegaan was, zag Abram in een gezicht hoe een dikke duisternis hem omringde. Tussen de offerstukken naderde een smeltoven en een brandende fakkel. De duisternis en de rokende oven wijzen op het lijden van onze Here Jezus, op de drie uren durende duisternis waarin de angst der hel Hem alle troost deed missen. Ook voor onze Heer goldt: 'Ik heb u beproefd in de smeltoven der ellende' (Jes.48:10). Tijdens deze offerande bekrachtigde God het eeuwig verbond met de vertegenwoordiger der nieuwe mensheid. Jezus werd gedood naar het vlees, maar zijn benauwde geest werd levend gemaakt door de goddelijke Geest, toen Hij uitriep: 'Het is volbracht' en 'Vader, in uw handen beveel ik mijn geest'. Israël trok uit het diensthuis, terwijl het geleid werd door de vuurkolom. Jezus trok als overwinnaar uit, verbonden met de Heilige Geest. Het eeuwig verbond was toen van kracht geworden.
Door het sluiten van een verbond kwamen twee partijen in een toestand van 'sjalom', van vrede. Denk bijvoorbeeld aan het verbond van Laban en Jakob (Gen.31:46-55). Ze verzamelden stenen en maakten een steenhoop. Ze noemden deze Jegar-sahudutha of Galed, wat steenhoop der getuigenis of van eedzwering betekent. Ze beloofden dat zij de steenhoop slechts zouden passeren met goede en vreedzame bedoelingen. Tussen Laban en Jakob zou voortaan een toestand van sjalom of vrede zijn. Het woord shalom betekent geheelheid. Zo ontstaat een broederschap zonder levensstoornis, een nieuw harmonisch geheel. De belofte bij het eeuwig verbond is: 'Want bergen mogen wijken en heuvelen wankelen, maar mijn goedertierenheid zal van u niet wijken en mijn vredesverbond zal niet wankelen' (Jes.54:10). De God des vredes schenkt zelfs een vrede die het verstand te boven gaat. Jezus sprak tot zijn disgenoten: 'Vrede laat Ik u, mijn vrede geef Ik u'. De Heer des vredes geeft sjalom aan mensen des vredes.
Huwelijkssluiting
God heeft de mens lief en daarom sloot Hij een eeuwig verbond met het nieuwe hoofd van de mensheid, Jezus Christus. Deze was tevens het offer dat bij dit verbond werd gebracht. Een tekst die de positieve houding van de Schepper ten opzichte van de mens zo kostelijk uitdrukt, is die uit Johannes 3:16, waar staat, dat God de wereld zo lief heeft gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat allen die in Hem geloven, niet verloren zouden gaan, maar het eeuwige leven zouden hebben. Na dit offer 'heeft de God des vredes door het bloed van een eeuwig verbond onze Here Jezus teruggebracht uit de doden' (Hebr.13:20). God was dus trouw aan zijn verbond om aan zijn verbondspartner vele nakomelingen te schenken (Jes. 53:10). Door dit eeuwig verbond ondersteunde God zijn liefde door recht, 'want Sion zal door recht verlost worden'. Tot het ontrouwe verbondsvolk wordt niet gezegd: jullie hebben mij niet genoeg liefgehad, maar jullie hebben mijn verbond verbroken.
In onze tijd spreekt men in vele kringen over liefde, maar wat voor inhoud heeft dit woord? De schrift waarschuwt de liefdebetuigers: 'Uw liefde zij ongeveinsd'. Bij een verbondssluiting wordt de liefde op een hoger niveau gebracht. Zij wordt opgeheven tot een rechtsverhouding en bevestigd door een eedzwering. Daarmee wordt zij onttrokken aan ijdele en emotionele uitspraken, of aan de wisselvalligheden van tijdelijke verhoudingen. Bij moeilijkheden kunnen de partners altijd een beroep doen op de afgelegde belofte. Een verbond wordt in de schrift tevens geassocieerd met het woordje 'trouw'.
Wij leven in een tijd van wetteloosheid, waarin men toch veel spreekt over liefde. Ook in christelijke kringen zien wij hoe bijvoorbeeld jonge mensen, die zeggen elkaar lief te hebben, gaan samenwonen zonder een huwelijkssluiting of huwelijksbevestiging . Hun gemeenschap wordt niet onderbouwd door een verbond, waarin zij elkaar op een zeker tijdstip trouw beloven door een 'ja-woord'. Hun 'huwelijk' is daarom geen beeld van het verbond dat God met Jezus Christus als hoofd der gemeente heeft gesloten. Hun onderlinge trouw rust op vage voorstellingen en gevoelens, maar mist de rechtsgeldigheid. Voor hen geldt de Paulinische waarschuwing: 'Laat niemand u misleiden, op welke wijze ook, want eerst moet de afval komen en de mens der wetteloosheid zich openbaren'.
Bij trouwen beloven de partners elkaar trouw, want zij sluiten een verbond. Ontrouw is een gruwel in de ogen des Heren. In Maleachi 2 spreekt de profeet over het ontheiligen van het verbond. Men bracht offers aan de Here der Heerscharen en bedekte het altaar met zijn tranen. Men weende en zuchtte en nam deel aan allerlei verootmoedigingsbewegingen, maar de echtgenoot was ontrouw aan de vrouw zijner jeugd, terwijl deze toch zijn gezellin en wettige vrouw was. Duidelijk en scherp klinkt het woord van de profeet in de oren van deze verbondsbrekers: 'Ik haat de echtscheiding. Daarom weest op uw hoede voor uw hartstocht en weest niet ontrouw.
De verbondsdis
Bij het laatste avondmaal sprak de Heer tot zijn discipelen: 'Dit is de beker van het nieuwe verbond'. Bij de sluiting ervan behoorde een offer en een maaltijd. Het offer was Hijzelf als Zaad van Abraham, 'want de beloften werden aan Abraham gedaan en aan zijn zaad. Hij zegt niet: en aan zijn zaden, in het meervoud, maar in het enkelvoud: en aan uw zaad, dat wil zeggen: aan Christus' (Gal. 3:16). Beide verbondssluiters behoorden het offer te brengen en alleen Jezus was de Zoon van God én van Abraham. Ook dit geheimenis heeft Abraham ontdekt. Eenmaal ging hij zijn enige zoon Izak offeren, omdat zijn kennis nog ten dele was. Zijn offer was eenzijdig en paste niet in het raadsplan van God. Toen hij daarna op goddelijke aanwijzing een ram vond en dit offerde, werd zijn denken vernieuwd. Hij zag hoe God 'op de berg des Heren' in de hemelse gewesten reeds had voorzien. Het was of de Here tegen hem wilde zeggen: dit schaap behoort Mij en jouw toe, dit offer brengen wij samen. Toen heeft Abraham de dag van Christus gezien en zich verblijd (Joh.8:56). In de crisis van zijn leven ontdekte hij zelfs het geheim van diens opstanding, toen hij overwoog dat God bij machte was zijn 'enige Zoon' uit de doden op te wekken (hebr.11:19).
Met het oog op zijn verrijzenis na zijn bloedstorting kon de Heer zeggen: 'Ik zal van nu aan voorzeker niet meer van de vrucht van de wijnstok drinken tot op die dag, dat Ik haar met u nieuw zal drinken in het Koninkrijk mijns Vaders'. Wanneer wij avondmaal vieren en de beker drinken tot zijn gedachtenis, is Jezus als verbondshoofd onder ons aanwezig door zijn Geest die in ons woont. In de geestelijke wereld is dit een realiteit. Wanneer wij drinken, drinkt Hij op een geheel enige en nieuwe wijze met ons mee. Ook nu vertegenwoordigt Hij ons bij God, want wij zijn in Hem en Hij is in ons. Tijdens deze feestmaaltijd genieten wij van de sjalom van het nieuwe verbond. Deze unieke vrede is de zegen voor het Israël Gods.
Wij blijven het offer des Heren verkondigen totdat Hij komt. Dan zal de kracht van het nieuwe verbond en de trouw van de Verbondsgod worden gezien in een gemeente, die stralend en vlekkeloos zal zijn. Onze God is getrouw maar ook het Woord is betrouwbaar, want 'Hij zal het óók doen' (1 Thess.5:24).
Bij de verbondssluiting sprak de Here tot Abraham: 'Aan uw nageslacht zal Ik dit land geven, van de rivier van Egypte tot aan de grote rivier, de rivier de "eufraat''. De talloze volken tussen beide stromen zouden aan Abrahams zaad onderworpen zijn. Dit was de belofte voor het natuurlijke zaad van Abraham in de zichtbare wereld, maar hoger dan de schaduw is de eeuwige werkelijkheid. Het is de taak van het Israël Gods om het Koninkrijk der hemelen te zuiveren 'van de overheden, de machten, de wereldbeheersers dezer duisternis, de boze geesten in de hemelse gewesten'. Zij allen met hun vijandige volken zullen hun plaats moeten afstaan aan de zonen Gods, die de heerlijkheid van de Zoon van God weerspiegelen. Aan dit kostelijk perspectief willen wij vasthouden ondanks de verraderlijke aanvallen van de hielbijters, die ons trachten tegen te houden op de weg naar de overwinning.
zie voor andere artikelen kvooverz