kvo 46e jaargang nummer 9 juli 1982

J.E.v.d.Brink

KIES HET GOEDE DEEL

Izak was het beloofde kind van Abraham en hij werd ontvangen en geboren uit kracht van de belofte. Over Abrahams zoon Ismaël waren geen speciale beloften uitgesproken. Niet Hagar, maar Sara zou de zoon hebben op wie Gods zegen rustte. Wat hadden zij nu moeten doen? Zij hadden zich moeten onderwerpen aan hem die de belofte had, evenals alle ingeborenen van Abrahams huis. Izak en zijn geslacht waren verkoren opdat in hen de gehele aarde gezegend zou worden. Hadden Ismaël en zijn nageslacht zich daarbij aangesloten, dan zouden zij in die zegen gedeeld hebben.

Jacob en Ezau waren kinderen van Izak en hadden dezelfde moeder. Rebekka ontving deze zonen onder precies dezelfde omstandigheden: uit één en dezelfde ontvangenis, zoals sommige handschriften te lezen geven. Gods keuze echter was Jacob. Tot Rebekka werd gezegd: "Twee volken zijn in uw schoot en twee natiën zullen zich scheiden uit uw lichaam: de ene natie zal sterker zijn dan de andere, en de oudste zal de jongste dienstbaar wezen" (Genesis 25:23). Wat had Ezau moeten doen? Hij had zich moeten onderwerpen en zich aansluiten bij Jacob. Dan had hij meegedeeld in de zegen. Omdat Ezau dit weigerde en zelf de zegen wilde beërven, gingen de broeder volken voorgoed uiteen.

Op dezelfde wijze waren ook Lot en Abraham uit elkander gegaan. De laatste had de belofte. Daarom had Lot bij Abraham moeten blijven en geen eigen weg moeten gaan. Lot volgde de begeerte van zijn vlees toen hij van Abraham scheidde en de vlakte van de Jordaan koos. Dit uiteengaan werd er de oorzaak van dat het Lot slecht verging.

Van Mozes wordt gezegd dat hij door het geloof aan de beloften Gods weigerde door te gaan voor een zoon van Farao's dochter. Hij wist dat aan de troon van Farao geen enkele zegen verbonden was. Daarom koos hij de zijde van een volk dat in de natuurlijke wereld niets te bieden had, maar waaraan de beloften van God verbonden waren.

Rachab de hoer had geen enkele belofte, maar zij voegde zich bij het volk Israël. Dit werd haar behoud en langs deze weg werd ook zij een moeder des Heren.

Welke beloften had Ruth de Moabitische? Niet één! Maar zij hechtte zich aan Naomi en daarmee aan het volk Gods toen zij sprak: "Uw volk is mijn volk en uw God is mijn God". Door zich zo met Gods volk te vereenzelvigen, kon zij ook in de zegeningen van dit volk delen. Zo komt ook de naam van Ruth voor in de geslachtsregisters van onze Heer.

Jonathan, de zoon van Saul, kende de beloften van God aan David en diens huis en daarom verbond hij zijn nageslacht eraan. Zelf bleef hij evenwel bij zijn vader in plaats van zich bij David te voegen. Hij was een held, een edel mens, en een trouwe vriend. Maar hij rekende slechts gedeeltelijk met de keuze van de Heer. Zo deed hij uiteindelijk zelfs de verkeerde keus; en deze werd zijn ondergang.

Nooit hadden de tien stammen zich mogen losmaken van Juda, want de belofte was dat de scepter van Juda niet zou wijken. Deze scheuring werd de oorzaak van Israëls verwerping.

In de geschiedenis van het uitverkoren volk lezen wij van heidenen die zich bij Israël voegden en die deelden in de zegen van hen die de beloften bezaten. "De Filistijn, de Tyriër ,de Moren zijn binnen u, o Godsstad, voortgebracht". Op deze wijze ontvingen de Gibeonieten zelfs een plaats en dienst in de tabernakel. Zij geloofden de beloften Gods die aan Israël geschonken waren, sloten zich bij Israël aan en deelden zo in de beloften.

Welk een les ligt er in de houding van Johannes de Doper. Hijzelf was een uitverkoren dienstknecht van de Heer, maar toch wist hij dat Gods beloften op Jezus lagen voor wie hij slechts als wegbereider fungeerde. Wat een wijsheid ligt er in zijn woorden: "Hij moet wassen en ik moet minder worden". Niet voor niets wordt hij de grootste in het oude verbond genoemd!

Dezelfde geestelijke wijsheid legde de Syro-Fenicische vrouw aan de dag. Zij had inzicht in deze gulden regel en schaarde zich daarom bij het volk Israël, al was het dan maar als een hondje dat de kruimeltjes oplikte. Haar bezeten kind werd hierdoor bevrijd en daarmee werd zij bevoorrecht boven vele andere vrouwen in Israël.

Aan Abraham werden beloften gedaan en aan zijn zaad. De Schrift zegt niet: "En aan zijn zaden, in het meervoud, maar in het enkelvoud: en aan uw zaad, dat wil zeggen: aan Christus". Toen het "zaad der belofte" kwam, had Israël zich bij Hém moeten voegen. Maar het heeft niet gewild. Aan hen werden de woorden van Mozes vervuld: "De Here God zal u een profeet doen opstaan uit uw broeders, gelijk mij: naar Hem zult gij horen in alles wat Hij tot u spreken zal; en het zal geschieden, dat alle ziel, die naar deze profeet niet hoort, uit het volk zal worden uitgeroeid".

God voert zijn plannen uit door middel van hen die de beloften bezitten. Allen die zich voegen bij degenen die Gods beloften deelachtig werden, zullen in de zegen van de beloften delen.

zie voor andere artikelen kvooverz